Zie ook noot 7 - Het oppervlakkige mediale collaterale ligament (sMCL) is van de ligamenten van de knie het vaakst aangedaan (LaPrade & Wentorf, 1999; Kannus, 1988; Grood et al., 1981).
Letsels van het PMC worden vaak gezien in combinatie met een letsel van de voorste en/of achterste kruisband (Kurzweil & Kelley, 2006; Sims & Jacobson, 2004; Bollen, 2010; LaPrade & Wijdicks, 2012; Heitmann et al., 2013).
De mediale anatomie van de knie bestaat uit drie lagen (Warren et al., 1979; Robinson et al., 2004; Wymenga et al., 2006):
- De oppervlakkigste laag is de fascie.
- Het oppervlakkige collaterale ligament (superficiale (s)MCL) ligt daaronder en heeft als functie de valgusstabiliteit in 20° flexie te handhaven.
- De diepe kapsellaag bestaat uit het diepe MCL (deep (d)MCL) en het PMC (Wymenga et al., 2006). Het PMC bestaat uit de achterhoorn van de mediale meniscus (intra-articulair), het posteriore oblique ligament (POL), de semimembranosus expansies (Beltran et al., 2003), de meniscotibiale (coronaire) ligamenten en het ligamentum popliteum obliquus (Sims & Jacobson, 2004; LaPrade et al., 2007), met als functie een valgusstabiliteit in 0° flexie.
De volgende testen worden geadviseerd:
- de Valgus-stresstest in 20° flexie (positief bij sMCL-letsel);
- de Valgus-stresstest in 0° flexie (positief bij PMC-letsel);
- de AMRI-test in 20° flexie (positief bij PMC-letsel);
- de Dialtest in 30° flexie (positief bij PMC-letsel).
Noot 7 sMCL- en PMC-letsel
Letselmechanisme
Het is bekend dat het superficiale (oppervlakkige) mediale collaterale liagament (sMCL) en het posteromediaal complex (PMC) valgisering van de knie voorkomen. Het sMCL is de primaire stabilisator, maar de invloed van het PMC (en de voorste kruisband (VKB)) wordt groter naarmate de knie verder naar extensie beweegt.
Letsels van het sMCL en/of het PMC ontstaan door een forse, mediaal gerichte kracht op de knie terwijl de voet op de grond staat (Kurzweil & Kelley, 2006; LaPrade & Wijdicks, 2012), door een zuiver rotatietrauma of door een combinatie van rotatie en mediaal gerichte kracht (hierbij is vaak ook de VKB aangedaan). Bij een solitaire ruptuur van het sMCL wordt vaak een scheurende sensatie ervaren (LaPrade & Wentorf, 1999).
Klinimetrie sMCL-letsel
test | sensitiviteit | specificiteit |
Valgus-stresstest 20° | 0,86 (n.b.) (Harilainen et al., 1987) | n.b. |
n.b. = niet bekend.
Valgus-stresstest 20° | |
Uitgangshouding van de patiënt | Rugligging met het been in een flexie van 20° (IKDC, 2000; Malanga et al., 2003) |
Uitvoering | De fysiotherapeut fixeert met de heterolaterale hand het femur en maakt met de hom*olaterale hand een valgiserende beweging bij de enkel, terwijl de enkel is gestabiliseerd in lichte laterale rotatie. De knie wordt getest in 20° graden flexie. |
Testuitslag | De bewegingsuitslag volgens de IKDC-gradering (paragraaf A.2). De test is positief wanneer er een verschil wordt waargenomen in bewegingsuitslag en eindgevoel in vergelijking met de contralaterale knie. |
Klinimetrie PMC-letsel
tests | sensitiviteit | specificiteit |
Valgus-stresstest in 0° | n.b. | n.b. |
AMRI-test | n.b. | n.b. |
Dialtest | n.b. | n.b. |
n.b. = niet bekend. AMRI = anteromedial rotatory instability.
Valgus-stresstest (test voor opening van de mediale gewrichtslijn)
Valgus-stresstest (test voor opening van de mediale gewrichtslijn) | |
Uitgangshouding van de patiënt | rugligging met het been gestrekt op de behandelbank (IKDC, 2000; Malanga et al., 2003) |
Uitvoering | De fysiotherapeut fixeert met de heterolaterale hand het femur en maakt met de hom*olaterale hand een valgiserende beweging bij de enkel, terwijl de enkel is gestabiliseerd in lichte laterale rotatie. De knie wordt eerst getest in 20° graden flexie en vervolgens in volledige extensie. |
Testuitslag | Bewegingsuitslag volgens de IKDC-gradering (paragraaf A.2). De test is positief wanneer er een verschil wordt waargenomen in bewegingsuitslag en eindgevoel in vergelijking met de contralaterale knie. |
Anteromedial rotatory instability (AMRI) test
Anteromedial rotatory instability (AMRI) test | |
Uitgangshouding van de patiënt | rugligging met de knie in 90° flexie. De voet staat in 15° exorotatie (Slocum et al., 1974; Hughston et al., 1976; Harilainen, 1987) |
Uitvoering | De onderzoeker omvat de proximale tibia met beide handen en trekt het onderbeen rustig naar voren (IKDC, 2000). |
Testuitslag | Een subluxatie van het mediale compartiment van de knie naar voren is indicatief voor een letsel van het PMC (Hughston et al., 1976; Jacobson et al., 2006; Sims & Jacobson, 2004; Bollen, 2010). |
Dial-test
Dial-test | |
Uitgangshouding van de patiënt | buikligging met de knieën 30° gebogen |
UItvoering | De onderzoeker omvat de enkel en roteert het onderbeen middels de in dorsaal flexie staande voet naar exorotatie (LaPrade & Wentorf, 1997; Wijdicks et al., 2010). |
Testuitslag | Bewegingsuitslag volgens de IKDC-gradering (paragraaf A.2). |
NBDe Dialtest voor het PMC laat een toegenomen exorotatie zien in 30° flexie ten opzichte van de niet-aangedane zijde (Wijdicks et al., 2010).Het is belangrijk om tijdens de uitvoering van de test goed te letten op welk deel van de tibia roteert ten opzichte van het femur (Haimes et al., 1994).
Bij PMC-letsel roteert de tibia tijdens exorotatie ten opzichte van het femur mediaal relatief naar anterior (Lubowitz et al., 2008; Wijdicks et al., 2010; Tibor et al., 2013).Bij PLC-letsel daarentegen roteert de tibia tijdens exorotatie ten opzichte van het femur lateraal relatief naar dorsaal (Lubowitz et al., 2008; Wijdicks et al., 2010).